Verkeersveiligheid tijdens de winter.
Tijdens de winter zijn er verschillende factoren die het verkeer kunnen bemoeilijken. Hierbij geven we enkele tips voor voetganger, fietser en autobestuurder.
Algemene basistips
- Vertrek op tijd, hou rekening met mogelijke vertragingen.
- Pas uw snelheid aan de weersomstandigheden aan.
- Hou meer afstand bij regen, mist, sneeuw, ijzel of wind.
- Hou uw aandacht bij het verkeer en laat u niet afleiden.
- Zorg voor een vlotte rijstijl en vermijd bruuske manoeuvres, zoals optrekken, remmen en afslaan.
Tips voor voetgangers
- Stap rustig en maak geen bruuske bewegingen.
- Wees aandachtig voor een gladde ondergrond. Kijk waar u stapt.
- Zorg dat andere weggebruikers u gemakkelijk kunnen zien. Draag steeds een signalisatievestje, ook overdag!
Tips voor fietsers
Voor het fietsen, controleer uw fiets
- Check de remblokjes, de reflectoren, de verlichting, het profiel van uw banden en de bandenspanning.
- Kies voor LED-verlichting (die blijft branden als u stilstaat).
- Bij sneeuw en ijzel mogen de banden iets zachter opgepompt zijn dan normaal (voor een verhoogde grip op een glad wegdek).
- Zorg dat u snel en gemakkelijk kan steunen met de voeten op de grond. Zet het zadel iets lager dan normaal voor een betere stabiliteit.
- Vermijd zware bagage bij glad weer. Gebruik bij voorkeur correct bevestigde fietstassen aan de twee zijden en verdeel de bagage over de twee tassen.
Verhoog uw zichtbaarheid
- Draag steeds een signalisatievestje en zet uw fietslichten op, ook overdag!
- Als u een poncho draagt, zorg ervoor dat die niet voor de koplamp hangt.
Veilig fietsen doet u zo
- Vergeet uw fietshelm niet!
- Fiets steeds met twee handen aan het stuur.
- Telefoneren en fietsen gaan niet samen!
- Een koptelefoon of oortjes horen niet thuis op de fiets.
- Wegmarkeringen kunnen erg glad zijn. Wees voorzichtig tijdens het remmen en probeer zo veel mogelijk tussen de lijnen te rijden.
- Rij rustig en creëer zo meer reactietijd, zeker in bochten.
- Fiets op de rijbaan als het fietspad niet berijdbaar is. Stap eventueel af wanneer u zich onzeker voelt.
- Kies de veiligste route, ook al is het traject misschien wat langer.
- Let op voor tramsporen. Kruis tramsporen met een voldoende grote hoek.
Tips voor autobestuurders
Voor het rijden, controleer uw wagen!
- Controleer de bandenspanning om slipgevaar te beperken en de remafstand te verkleinen.
- We raden u aan om met winterbanden te rijden vanaf november.
- Controleer de ruitenwissers: is er voldoende antivries bij de ruitenwisservloeistof? Zijn de ruitenwissers niet bevroren?
- Maak de lichten regelmatig schoon.
- Zorg voor propere ruiten en spiegels.
- Vertrek pas als de ruiten en spiegels ijsvrij en niet bedampt zijn.
Nuttige tip
Geen handrem bij extreme koude. Zet uw wagen bij voorkeur in versnelling. Door de vorst kan de remkabel vastvriezen!
Rijden bij hevige wind
- Een hevige zijwind kan uw wagen naar één kant duwen. Corrigeer dit door bij te sturen.
- Let op voor wegvliegende obstakels op de weg (takken, bladeren…).
- Wees voorzichtig bij het inhalen van fietsers. Zij kunnen door een rukwind plots van hun baan afwijken.
- Hou bij het uitstappen het portier stevig vast, anders kan het terug dicht of verder open waaien.
Rijden in (hevige) regen
- Steek uw dimlichten aan en bij hevige regen het mistlicht achteraan.
- Pas uw snelheid aan en hou meer afstand.
- Let op voor aquaplaning of watergladheid door stilstaand water en plassen op het wegdek.
Rijden in mist
- Rij met uw dimlichten aan.
- Bij een zichtbaarheid van minder dan 100m gebruik uw mistlicht achteraan.
- Bij dichte mist, schakel dan ook uw mistlichten vooraan in.
- Gebruik geen grote lichten (die verblinden de tegenliggers en ook uzelf).
- Neem meer afstand en verminder geleidelijk uw snelheid.
- Blijf rechts rijden en haal niet in.
Rijden bij sneeuw of ijzel
- Plaats de wielen recht om te vertrekken.
- Probeer het voertuig tijdens het rijden zo lang mogelijk in beweging te houden.
- Verliezen uw banden grip, duw dan onmiddellijk de koppelingspedaal in.
- Rij in een hogere versnelling door sneller te schakelen.
- Gaat u op wintersport, zorg voor een degelijke winteruitrusting (winterbanden, sneeuwkettingen). Wacht niet te lang om de kettingen op te leggen.
- Wees extra voorzichtig op bruggen, op- en afritten van autosnelwegen en viaducten.
- Let op bij kruispunten: vlak ervoor is het vaak extra glad.
- Op kleinere wegen wordt vaak niet gestrooid!
- Let op voor schaduwzones. Deze zones van de weg blijven bij het ontdooien langer glad.
Slippen doet u liever niet maar als het moet …
- Blijf kalm en ga niet bruusk remmen!
- Een gouden regel: kijk altijd in de richting waar u naartoe wil.
- Kijk niet naar de hindernissen!
Bochten
Vertraag voldoende vóór de bocht. Hou de stuurbewegingen soepel en constant. Als de achterkant van uw voertuig wegglijdt:
Voertuig met voorwielaandrijving geef langzaam gas om het evenwicht te herstellen
Voertuig met achterwielaandrijving ontkoppel, los het gaspedaal en stuur tegen
Remmen
Rem af op de motor om het slippen te vermijden. Verliest u toch de controle over het voertuig: herstel uw grip door het rempedaal te lossen en opnieuw te remmen. Hou rekening met verandering in de remafstand:
- Vochtig wegdek 2 x zo glad als een droog wegdek
- Besneeuwd wegdek 4 x zo glad als een droog wegdek
- Bevroren wegdek 8 x zo glad als een droog wegdek
Hellingen
Als de wielen doorslippen, schakel dan in een hogere versnelling. De trek- of stuwkracht op de wielen zal afnemen waardoor de grip van uw voertuig zal verhogen.